Metaaldetector Uitleg
Wilt u graag weten wat een metaaldetector is, wat hij kan, hoe hij werkt en nog veel meer ...
... dan behandelen we hieronder voor u de volledige basiskennis die u kunt gebruiken voor het zoeken met een metaaldetector, het kiezen voor de juiste metaaldetector en het effectief en netjes uitoefenen van de hobby.
Onderdelen van een metaaldetector
Een metaaldetector bestaat vrijwel altijd uit dezelfde onderdelen:
- Een stok (stelenset)
De stelen zijn nodig om de overige onderdelen aan vast te maken. Bovenaan de stelenset zit een armsteun zodat u ondersteund wordt bij de zwaaibeweging. Onder de armsteun zitten kleine pootjes waarop u de detector neer kunt zetten/leggen. - Een functiehuis (electronika-kastje)
Het functiehuis zit meestal net onder het handvat. Als het functiekastje een digitaal display heeft (LCD), is deze positie erg handig zodat u er snel op kunt kijken tijdens het zoeken. In enkele gevallen, vaak bij modellen zonder digitaal scherm, kan het kastje ook onder de bovensteel zitten of zelfs aan de riem worden bevestigd. - Een zoekschijf (zoekspoel)
Onderaan de steel wordt de zoekschijf vastgemaakt met een bout, moer en meestal ook rubbers
Basiswerking van een metaaldetector
Elektromagnetisch veld
De metaaldetector creëert een elektromagnetisch veld van ongeveer 1,5 meter diep in de grond.
De zoekschijf bestaat uit een zender en een ontvanger (beide ringvormig). De zender creëert het elektromagnetisch veld en de ontvanger meet of er verandering in het veld optreed.
Een verandering in het veld wordt door de metaaldetector aan u gemeld door middel van een geluidje(piepje) en/of visueel op het scherm
Er zijn drie zaken die voor verandering in het elektromagnetisch veld kunnen zorgen.
- Metalen (dat vinden we toch het leukst)
- Mineralen, ook wel grondstoring genoemd
- EMI (elektromagnetische interferentie), ook wel luchtstoring genoemd
Identificatie (wat zit er in de grond)
Als de metaaldetector een verandering in het elektromagnetisch veld constateert, wil hij dit aan de gebruiker melden door een geluidje en/of visuele informatie te geven. Hierbij draait eigenlijk alles om het fenomeen 'geleidingswaarde' (in het Engels: conductivity). Deze geleidingswaarde wordt door twee kenmerken van het object in de grond bepaald:
- De metaalsoort
- De metaalomvang
De geleidingswaarde van de metaalsoorten is misschien wel de belangrijkste kennis die u als metaalzoeker moet opdoen!
Er is een verschil tussen laaggeleidend-, middengeleidend- en hooggeleidend metaal.
Wij noemen deze volgorde ook wel ‘het metaalspectrum’:
- Laaggeleidende metaalsoorten:
IJZER (dus ook ‘blik’) - Middengeleidende metaalsoorten:
NIKKEL-ZINK-LOOD-BRONS-ALUMINIUM-GOUD - Hooggeleidende metaalsoorten:
ZILVER-KOPER
Naast de metaalsoort speelt ook de metaalomvang een rol bij de geleidingswaarde.
Zo zal een groot stuk ijzer (bijvoorbeeld en deel van een werktuig) toch een hoge geleidingswaarde hebben omdat het zo groot is.
Een metaaldetector zal in hoofdlijnen de volgende identificaties geven:
Discriminatie (welke objecten wilt u niet vinden)
De mogelijkheid om bij bepaalde vondsten geen melding van de metaaldetector te krijgen, noemen we ‘discriminatie’ (uitschakelen, uitsluiting, negeren, etc.)
De nauwkeurigheid waarin een metaaldetector kan discrimineren kan variëren, bijvoorbeeld van links naar rechts blokjes uitzetten, per getal nauwkeurig discrimineren, intervallen uitzetten (bijvoorbeeld alleen het 3e blokje of getallen 34-37 uitzetten, we noemen dit ‘notch’-discriminatie).
Praktisch is het zeer gebruikelijk om van links naar rechts te discrimineren waarbij u de balans zoekt tussen het laten liggen van klein ijzer maar niet te veel/ver discrimineren waardoor u ook mooie objecten zou overslaan. Een klein muntje op zijn kant op 30cm of een klein complex gevormd object zoals een oorbelletje of fibula-aatje (Romeins) kan zo weinig geleidingswaarde hebben dat het al snel gediscrimineerd raakt.
Motion en Non-Motion techniek
Er bestaat twee basistechnieken/gedragingen voor metaaldetector. Tegenwoordig zijn vrijwel alle metaaldetectors van het type ‘Motion’ (Engels voor ‘beweging’). Dit betekent dat u een beweging moet maken over een metalen object om het object te kunnen detecteren. Als u stil boven het object hangt kan de detector het object ‘niet zien’.
Tientallen jaren geleden waren nog veel detectors van het non-motion type. Dan geeft een detector ook een melding als je stil boven het object hangt. Deze techniek verbruikt wel meer energie. Op de meeste hedendaagse motion-techniek metaaldetectors zit een ‘pinpoint-knop’. Als je deze indrukt, verandert de techniek van motion naar non-motion. Deze knop wordt vaak gebruikt als er een object gedetecteerd is, en je wilt zo nauwkeurig mogelijk zien waar het object in de grond zit (centreren / plaats bepalen).
Er bestaat een misverstand dat je met non-motion detectors niet zou hoeven ‘zwaaien’. Dit is echter niet waar want het zwaaien is uiteraard nodig om voldoende oppervlakte te kunnen zoeken.
Zoekspoel-technieken
Er bestaan meerder technieken voor zoekschijven. De twee belangrijkste zijn concentrisch en Double-D (ook wel dubbel-D, DD of Widescan genoemd)
Concentrische zoekschijven kun je herkennen aan het feit dat de zender en ontvanger (twee ringen) gelijkvorming ‘in elkaar’ zitten. Dit kan zowel rond als elliptisch van vorm zijn.
Bij DD zoekschijven lopen de zender en ontvanger door elkaar heen waardoor er een vorm ontstaat waar je twee keer de letter ‘D’ in kunt zien (met de rug van de letter tegen elkaar aan).
Op de meeste detectors in de prijsklasse tot € 350,- zitten concentrische zoekspoelen. Deze halen een mooie basisdiepte; ongeveer 25-30 cm voor kleine objecten en 1.20m a 1.30 meter voor grote objecten. Op duurdere metaaldetectors zitten vrijwel altijd DD-zoekspoelen. Deze gaan voor kleine objecten tot 35-40 cm en voor grote objecten tot 1.50m a 1.60m. Daarnaast kijken DD-spoelen van breder in de grond dan concentrische schijven.
Frequenties
Vrijwel alle metaaldetectors voor hobbygebruik behoren qua frequentie tot het VLF-type (Very Low Frequency). De frequenties in dit gebied lopen praktisch van 3 kHz tot 20 kHz.
Het is belangrijk te weten dat lage frequenties (3-5 kHz) wat dieper gaan voor grote/compacte objecten en dat hogere frequenties (12-19 kHz) nauwkeuriger zijn (relatief dieper gaan) voor kleine- en complexe gevormde objecten (een klein muntje op zijn kant, oorbelletje, fibula-atje, etc.)
Metaalzoekers met focus op grote Militaria (bijv. helmen) zullen dus vaker kiezen voor een metaaldetector met een lage frequentie en zoekers met focus op kleine archeologische objecten zullen wat vaker voor een hoge frequentie kiezen.
Functies van een metaaldetector
Gevoeligheid
Op elke metaaldetector zit een ‘Gevoeligheidsinstelling’ (Engels: Sensitivity / SENS).
Deze functie is nodig om geen last te hebben van EMI (Electro Magnetische Interferentie) oftewel luchtstoring. Deze storing bestaat uit ‘andere elektromagnetische velden’, bijv. van hoogspanningsmasten, spoorlijnen, elektrische afrastering om een weiland, masten, etc.
Als een detector onrustig wordt o.b.v. deze storing, verlaagt u de gevoeligheidsfunctie tot hij weer rustig wordt. Je zet de SENS dus altijd zo hoog als dat de detector rustig blijft.
Volume
Hoewel lang niet alle metaaldetectors een volume-instelling hebben, is deze functie erg handig om het volume van de detectie-signalen te regelen. Soms kan hiermee ook het volume geregeld worden van de piepjes die horen bij het aanpassen van de instellingen op het scherm. Als er geen volumeregeling op een metaaldetector zit, kunt u zo mogelijk kiezen voor een hoofdtelefoon met volumeregelaar.
Grondbalans
Zoals eerder behandeld, kan naast verstoring door metalen en EMI ook verstoring door mineralen in de grond optreden. Dit kan bij door ijzererts, extreme meststoffen maar ook door het zout dat u aan de kust (het zoute strand) vindt. Een instelbare grondbalans geeft de mogelijkheid de betreffende mineralen zo veel mogelijk te negeren.
Er zijn een aantal vormen van instelbare grondbalans:
- Volautomatisch: de metaaldetector checkt periodiek zelf de grond op mineralen
- Semiautomatisch/pompen: u drukt de grondbalans knop in en pompt de metaaldetector op en neer naar de grond (eenmalige meting per zoeklocatie)
- Handmatig: u kunt de waarde van de grondbalans handmatig instellen (meestal bijv. lage waarde voor zout, 25 a 27 op een schaal 1-100)
- Beach/zout strand (de detector kiest meteen de bijpassende lage grondbalans voor zout)
Voor Nederlandse gronden is semiautomatisch/pompen meestal voldoende omdat de mineralisatie niet sterk fluctueert op kleine afstanden (bij volautomatisch wordt er een deel van de processorkracht gebruikt).
IJzer-audio
Het meest gebruikelijk metaal om te discrimineren is uiteraard ijzer (laag geleidend metaal). Hoewel het gebruikelijk is om bij discriminatie geen geluid meer te laten horen voor de betreffende metaalsoorten, bieden sommige metaaldetectors (AT Pro, XP GMP/GMII, XP Deus) de mogelijkheid om dan voor een ‘IJzer-audio’ toon te kiezen. U krijgt dan een speciale, meestal lage toon, voor ijzer. Deze is soms ook nog in volume instelbaar.
Praktisch gebruik is dat op u op relatief schone ondergronden (bijv. akkers met weinig klein ijzer vervuiling) de ijzer-audio een beetje aan zet, maar dat u op sterk met ijzer vervuilde ondergronden de ijzer-audio uit zet.
Modussen
Hoewel discriminatie meestal in de richting van lage geleiding naar hoge geleiding wordt toegepast, bieden veel detectors ook een aantal standaard zoek-modussen waarbij al voor een specifiek discriminatiepatroon is gekozen. Bij uitgebreide detectors in het hoge prijssegment bevatten deze modussen meestal nog (veel) meer settings dan het discriminatiepatroon.
Over het algemeen leren zoekers een metaaldetector het beste kennen als ze de discriminatie (en andere instellingen) zelf kiezen.
Zoektechniek (hoe kunt u het beste zoeken)
Zwaaien
Het aanleren van een goede zwaaitechniek kan wel tot 50% extra vondsten opleveren!
De basis van de zwaaitechniek is dat u de zoekschijf parallel aan de grond houdt en zo dicht mogelijk over de grond beweegt (maximaal 2 a 3 cm boven de grond)
Als een metaaldetector een muntje bijv. tot 30cm diep zou kunnen waarnemen en u zwaait 15 cm boven de grond, verliest u dus de helft van de detectiediepte.
U houdt de zwaaibeweging het langste vol als u een ontspannen beweging kunt maken, voornamelijk met de elleboog als draaipunt en controle dat u net zo ver links als rechts om uzelf heen kunt zwaaien (minimaal 1 meter afstand per zwaai). Controleer vooral dat uw schouderspieren ontspannen zijn en uw bovenarm ontspannen langs uw lichaam hangt (elleboog naast het lichaam, niet ver ervan af)
Looppatroon
Als u systematisch een oppervlakte af wilt zoeken adviseren wij u om eerst verticale banen te lopen (op en neer) en later dezelfde oppervlakte nogmaals kruislings (haaks op de eerste banen) af te zoeken.
Richtlijnen voor de hobby
Hoewel u bij aanschaf van een metaaldetector bij Detector Plaza altijd een startershandleiding krijgt met o.a. uitgebreide richtlijnen voor de hobby, noemen we hier de twee belangrijkste.
Open graven en dicht maken
Hoewel bijna overbodig te vermelden is het uiteraard belangrijk de gegraven gaten netjes dicht te maken. Bij zand en klei is dat makkelijk maar ook bij grasland is het handig netjes uit te steken met een schep of snijden met een edge digger, zodat de plag weer netjes terug kan.
Als de gaten niet dicht worden gemaakt, zijn we als metaaldetector hobbyzoekers nergens meer welkom !
Waar mag je wel en niet zoeken
Het behoeft ook weinig toelichting dat je voor het betreden van iemands eigendom toestemming vraagt om te mogen zoeken. Bij boerenland zal dat ook afhankelijk zijn van ingezaaide of beplante grond.
Daarnaast gelden voor bepaalde gemeentes APV’s (algemene plaatselijke verordeningen) waarin staat dat het niet toegestaan is met een metaaldetector te zoeken (vaak vanwege militaire geschiedenis/mogelijke aanwezigheid van explosieven).